'God heb ik lief’ 'God heb ik lief’
In het voorjaar en ’s zomers maakte mijn vader als kweker lange dagen en zagen wij -kinderen- hem meestal alleen tijdens het middageten en op zondag. Maar in het najaar en een deel van de winter, als de kolenkachel zijn warmte verspreidde in de woonkamer en het vroeg donker werd, las hij ons voor. ‘De barmhartige Samaritaan’ of ‘Alleen op de wereld’, ‘Daniël in de leeuwenkuil’ en andere prachtige verhalen, al dan niet uit de bijbel. Als oudste van twee kinderen was ik het beste af. Tenslotte had mijn vader al die verhalen eerst voorgelezen aan mij en vijf jaar later nog een keer aan mijn zusje en kon ik opnieuw meeluisteren en genieten.
In november 2013 kocht ik het ‘Liedboek’ als opvolger van ‘Het liedboek voor de kerken’ uit 1973. Waar ik dacht dat dit liedboek gewoon iets meer van hetzelfde zou zijn, blijk ik het helemaal mis te hebben. Naast de psalmen en de gezangen en nog andere prachtige liederen, staan er ook gebeden in en gedichten waarvan er veel mij bijzonder aanspreken of zelfs ontroeren. Voor het openen of sluiten van vergaderingen, voor de weekopening of de dag-start op mijn werk, een familiebijeenkomst, bijna altijd vind ik daarvoor inspiratie in het liedboek. Zo lijkt bijvoorbeeld het gedicht: “Weg” van Harmen Wind (blz. 210)  wel speciaal voor mij en mijn zus geschreven te zijn.

WEG
Dag in dag uit nam hij het woord,
mijn vader. Gedragen en kalm
gaf hij zijn adem aan een psalm
zoals dat na de maaltijd hoort.
Ik wist: aan alles was gedacht.
Het kwam wel goed. Geduldig bracht
hij ons naar de vertrouwde verte
met wuivend riet en struikgewas
en in dit waterlandschap werd de
waarheid een pad door het moeras,
een weg, veilig genoeg om er te
wandelen, zolang mijn vader las.

Het geloof waarmee ik ben grootgebracht, werd op deze manier vorm gegeven. Simpelweg door het voorlezen van bijbel- en andere prachtige verhalen. Door het naleven van de richtlijnen, door je best te doen, door je naaste lief te hebben en God boven alles. Op de vraag: “Maar wat heb ik dan lief, als ik God liefheb”, kreeg ik als antwoord: ‘Als je God lief hebt, dan ben je niet eenzaam meer. God laat je nooit in de steek. Als je ergens mee zit, bid maar tot Hem, Hij (ver-)hoort je gebed’.
Zo werd Psalm 116 vers 1 -God heb ik lief, want die getrouwe Heer, nam, toen ik riep, met toegenegen oren, mijn woorden aan. Hij zal mij blijven horen en levenslang ben ik niet eenzaam meer-,  voor mij, van kinds af aan, een richtsnoer, een handreiking en een houvast.

Heb ik weleens getwijfeld of Hij mij wel hoort? Natuurlijk: zou ik zeggen. Zeker vanaf het moment dat mijn vader niet meer kon voorlezen. Ineens moest ik zelf gaan lezen. De vele prachtige verhalen, verzen en gedichten van anderen, die waarschijnlijk ook zoekende zijn. Is dat het dan misschien? Is: ‘God liefhebben’ een zoektocht van het verlangen dat diep in ons huist en misschien wel nooit helemaal vervuld kan worden?
Ik blijf vasthouden aan de woorden van Psalm 116 vers 1. En u kan ik, als u ook zoekende bent, het ‘Liedboek’ van harte aanbevelen.         
              
Sandra van Delft


 
terug