…’Ik doe wat ik kan!’…. …’Ik doe wat ik kan!’….
Het is een mooie dag en Zwaan en Schildpad zitten aan de rand
van de vijver. De zon schijnt, er waait een zacht briesje en het
water kabbelt. ‘Ik kan ook niks, zegt Schildpad. ‘Hoezo?’ vraagt
Zwaan. ‘Laatst stortte het hol van Haas in,’ vertelt Schildpad.
‘Iedereen hielp, ook ik. Maar ik was zo traag, ik heb bijna niets
gedaan.’ Het is even stil, dan zegt Zwaan: ‘in een oerwoud, hier
heel ver vandaan, brak brand uit. Oeroude bomen werden door
vlammen verteerd en alle dieren vluchƩen, weg van het vuur.
Daar gingen hun huizen, holletjes, nesten, schuilplaatsen. Ze
renden tot aan een kleine rivier, draaiden zich om….. Niets dan
vuurzee zagen ze. Ze stonden als versteend. Alles om hen heen
in vlammen, alles weg. Olifant stak nog wel zijn slurf in de rivier,
richtte, maar liet hem toen weer zakken. “Het heeft geen zin,”
mompelde hij. Maar daar kwam Kolibrie, met pijlsnelle vleugels
dook ze naar beneden, schepte met haar bek wat water op, liet
dat boven de vuurzee vallen, ging weer terug naar de rivier en
opnieuw, en opnieuw. De dieren keken vol ongeloof toe. “Wat
doe je!” “Dit heeft geen zin!” “Je snavel is veel te klein”. Maar
onverstoorbaar ging Kolibrie door. “Wat dóe jij?” riep Grote
Grijze Gier boos. Waarop Kolibrie antwoordde: “Ik doe wat ik
kan.”’
Aan dit verhaal uit het boekje ‘d i t .’ van Tiny Fisscher & Iris
van der Veen moest ik denken toen ik als lector de gelijkenis
van ‘de talenten’ {Mattheüs 25 vers 14 t/m 30} mocht voorle-
zen in een kerkdienst. Vooral het stuk van de dienaar die het -
door zijn heer gegeven- ene talent begraaft, het na terugkeer
van zijn heer opgraaft en terug geeft en die vervolgens nutte-
loos, slecht en lui genoemd wordt en in de uiterste duisternis
wordt gegooid, grijpt mij aan.
Natuurlijk zult u zeggen: ‘Daar zijn gelijkenissen voor. Die zijn
niet grijs, maar Zwart-Wit. Om duidelijk te stellen wat de be-
doeling is. Om een les uit te leren.’ Maar ik kan het niet helpen
dat het verhaal van juist die man met zijn ene talent mij raakt.
Hij kreeg maar één talent. De andere dienaren kregen er res-
pectevelijk vijf en drie! Waarschijnlijk had zijn heer hem al niet
zo hoog (of al juist) ingeschat… en dan stelt hij zijn heer teleur
en wordt hij af geserveerd. Maar: was de dienaar misschien
onzeker? Was er sprake van een burn-out? Was hij druk met
mantelzorg? Leed hij onder het verlies van een dierbare. Of was
dit gewoon het beste wat hij kon? Ik mis in dit verhaal zó de
compassie.
Compassie: een gevoel van medelijden, mededogen en betrok-
kenheid op de actuele emoties van een ander. Het woord
‘passie’ betekent letterlijk ‘lijden’ en ‘com’ voor ‘passie’ bete-
kent ‘samen lijden’. Compassie is een kwaliteit die je graag te-
rugziet in je naasten. Het betekent dat je ook begrip en vriende-
lijkheid biedt aan anderen als ze fouten maken of tegenslag
ondervinden, in plaats van hen te veroordelen.(Bron: Internet)
Soms stellen we teleur en soms worden we teleurgesteld. Soms
begraven we ons talent en laten we het erbij zitten zoals Oli-
fant, of zijn we boos op iemand die zijn best doet, ook al haalt
het schijnbaar niets aan, zoals Grote Grijze Gier. Maar het moet
toch mogelijk zijn dat we met compassie en met de kracht van
Gods liefde ook Schildpad ervan weten te overtuigen dat hij
waardevol is.

God, schenk ons de kracht dicht bij U te blijven,
dan zal ons geen macht uit elkander drijven.
Zijn wij in U één, samen op uw wegen
Dan wordt ons tot zegen lachen en geween.
Lied 418: 1
Sandra van Delft
terug