Kom tot jezelf Kom tot jezelf
‘Kom tot jezelf’ zegt de profeet Sefanja (Hoofdstuk 2 vers 1). Soms merk je dat je níet jezelf was omdat iets of iemand jou bijzonder geraakt heeft. De een reageert dan heel heftig en de ander valt juist stil. Achteraf kan de gedachte je dan bekruipen : ik had anders moeten reageren, ik was mezelf niet. Je kunt ook jezelf kwijt zijn; want er wordt af en toe zó veel van jou verwacht. Dan weet je haast niet meer zo goed wat je van jezèlf mag verwachten. Dat wordt zoeken naar wat je (nog) kunt. Dan kan het geen kwaad om je te verdiepen in jezelf. Zogezegd: kijk eens naar binnen om je zelf te leren kennen of misschien wel opnieuw te ontdekken. Zo van: ik wist niet dat ik dat in me had! Maar als je naar binnen kijkt, loop je óók de kans dat je lang niet alles ‘een plaatsje hebt gegeven’. Misschien ben je wel een vat vol tegenstrijdigheden. Wie ben je? Zo als er maar weinig mensen zijn, die kunnen zeggen: ‘Ik ben in alle opzichten gezond’, zo zijn er nog minder mensen, die kunnen zeggen: ‘Ik ben in alle opzichten mezelf.’

En dan, een paar verzen verder in vers 3, klinkt de oproep: ‘Zoek de HEER’. De eerste en de tweede oproep zijn nauw met elkaar verweven. De profeet zal wel bedoelen dat je gedurig moet proberen om die twee met elkaar in verband te brengen. Je komt als gelovige niet tot beterschap van jezelf door jezelf te zoeken en te kennen, maar door de HEER te zoeken. Aldus sprak Sefanja. Anders gezegd: om tot mezelf te komen, zal ik tot de HEER moeten gaan. De waardevaste waarheid waardoor wij gedragen worden is dat we voor God geen onbekende zijn, maar Zijn kind aan wie ooit een naam gegeven is. Dat is wat de verloren zoon zich herinnert. De liefde van zijn vader dringt tot hem door. Dat is voor hem het antwoord op de vraag: ’Wie ben ik?’ Zo komt hij tot zichzelf. Dat maakt dat hij opstaat om naar zijn vader te gaan. En gaandeweg wordt hij weer kind aan huis. Zó spreekt Jezus over onze hemelse Vader.

Wat voor ieder van ons persoonlijk geldt, dat geldt óók voor de samenleving. Zogezegd: de verloren zoon zet concrete stappen. Hij gaat wèl terug naar zijn vader, en naar zijn broer, en naar het familiebedrijf en naar de maatschappij van zijn dagen. Hij kan waarschijnlijk zó weer aan de slag -misschien wel in het ouderlijk bedrijf. Anders gezegd: wij hebben de roeping om zorg te dragen voor de naaste zoals we dat doen voor onszelf. Naastenliefde is in ons eigen belang want de toekomst is niet los verkrijgbaar. We zijn sàmen verantwoordelijk voor veel goeds, maar óók voor onrecht, oorlog, verzieking van relaties en van de schepping. Er is genoeg te doen in het groot en in het klein om te bouwen en te bewaren. Er moet gewerkt worden en daarbij hebben mensen mensen nodig. Daarbij is ieder mens kwetsbaar, maar o zo kostbaar en altijd de moeite waard. Is dat niet wat Jezus doet en zegt?  Hem volgen wij na. Hij zet ons door zijn Woord en Geest op het spoor van de naaste, gelegen of ongelegen. Dat blijft een uitdaging, maar er valt veel vreugde aan te beleven omdat wij van God gekend  en aanvaard en geliefd zijn. Hoe houd je dat vol? Hanteer de aanrader van Sefanja: Kom tot jezelf en zoek God.

Erik Schuddebeurs
 
terug