Het voorbehoud van Jacobus Het voorbehoud van Jacobus
Meditatie van ds. Julia van Rijn, classispredikant Zuid-Holland Noord (23 juli 2020)
Het voorbehoud van Jacobus
De zomer is aangebroken. Langzaam maar zeker krijgen we in ons leven weer wat meer
ruimte. Te veel ruimte? Als ik zie hoe er een loopje genomen wordt met de basale regels
voor veiligheid, houd ik mijn hart vast. Ook bij mezelf merk ik dat ik verslap, soms, gewoon
omdat ik er even niet aan denk, aan die anderhalve meter. Corona, we kunnen het woord
niet meer horen, terwijl we er geenszins vanaf zijn. Toch wil ik nog even stilstaan bij de
afgelopen maanden.
Die eerste weken van de crisis was ik ontdaan van alle verdriet, pijn en onzekerheid door dit
virus ontketend. Ontdaan van de impact die de crisis had op ons dagelijks leven en op onze
manier van kerk zijn. Net als velen van u moest ik mijn werk opnieuw uitvinden: thuiswerken, zoomen, bellen, antwoorden zoeken op nieuwe vragen. Het hart van mijn werk, het bezoeken van kerkenraden, predikanten en kerkelijk werkers kwam stil te liggen. Dat vond ik moeilijk. Op weg en onderweg zijn, de nieuwsgierigheid naar weer een andere kerkenraad, de dynamiek van de ontmoeting, het geloofsgesprek, dat is wel wat dit werk glans geeft.
Ik ben ook dankbaar. Slechts een paar mensen in mijn directe omgeving werden ziek, en zijn
genezen. Ik ben niet alleen. We wonen in een omgeving met prachtige parken. Daarvan
hadden we nog niet zo veel gezien in het eerste jaar dat we hier in Leiden woonden. Onze
tuin, die vorig jaar september opnieuw werd ingericht – weg met die tegels! – zien we tot
bloei komen.
Ik heb diep respect voor al mijn collega predikanten en kerkelijk werkers in wijkgemeenten en zorginstellingen, die hun werk aanpasten aan de omstandigheden. Voor de collega’s die in de afgelopen maanden afscheid namen van hun gemeente of intrede deden in hun nieuwe gemeente en voor kerkenraden die er ondanks de beperkende maatregelen iets moois wisten te maken van deze bijzondere momenten.
We hebben ook veel geleerd met elkaar. Op het gebied van eredienst en liturgie is veel
geëxperimenteerd, waaruit misschien blijvende winst valt te halen. Online kerkdiensten
hebben een groot bereik. Veel gemeenten geven aan daarmee door te gaan, ook nu we
weer beperkt samen mogen komen. Dat vraagt om bezinning op de vorm van je viering, je
taalgebruik. Ook de komende maanden zal onze manier van gemeente zijn nog verre van
normaal zijn. We noemen ons zelf als gemeente lichaam van Christus. We moeten er over
nadenken wat het met ons doet. Hoe leef en beweeg je in een anderhalve meter
samenleving? We missen het spontane aanraken en aangeraakt worden… Dat kan niet
zomaar, want we zijn kwetsbaar.
Als er iets is dat we hebben ontdekt is het inderdaad onze kwetsbaarheid, onze broosheid.
‘You can’t be forever blessed…’, zingt Paul Simon in zijn American Tune. Je kunt zomaar
ziek worden, sterven, of iemand die je lief is. Natuurlijk was dat altijd al waar, maar nu was
die kwetsbaarheid groot en alomtegenwoordig. En omdat het zo groot is, zijn ook de
economische en maatschappelijke gevolgen groot. Je bedrijf valt om, je baan staat op de
tocht, je toekomst ligt in duigen.
Dat is het tweede feit dat we wel kenden, maar waar we nu met onze neus werden
opgedrukt: Het leven is niet maakbaar, de toekomst valt niet te plannen. Ik heb veel
nagedacht over de bekende woorden uit de brief van Jacobus: Dan iets voor u die zegt:
Vandaag of morgen gaan we naar die en die stad. Daar blijven we en jaar. We zullen er
handel drijven en geld verdienen’. U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet! U bent
immers maar damp, die heel even verschijnt en dan weer verdwijnt. U zou moeten zeggen:
‘Als de Here wil zijn wij dan in leven en zullen we dit of dat doen’. Maar u slaat een hoge toon
aan en bent daar nog trots op ook. Die trots is ongepast… (Jacobus 4: 13 – 15).
We noemen dit het voorbehoud van Jacobus. Veel mensen in onze classis schrijven bij de
aankondiging van een activiteit DV, Deo Volente, zo de HEERE wil … Mooi! Maar ik vind het
ook lastig om in alles de wil van God te herkennen. Is Corona de wil van God? Dat iemand
ziek wordt, eraan sterft, dat een ander nergens last van heeft?
De verzen gaan over die in hun dagelijkse praktijk niet zo met God bezig zijn. Deze
zakenmensen zijn alleen geïnteresseerd in winst maken. Let op de werkwoorden die in de
toekomende tijd staan: zullen wij reizen… alsof zij heer en meester zijn van de toekomst; wij
zullen ‘een jaar maken’ zo staat er letterlijk. Een jaar, dat is in de tora een onbestemde
tijdsaanduiding. Als het over de toekomst gaat kan men alleen spreken wanneer men de
feesten van Gods bevrijding voor ogen heeft: Pasen, Pinksteren, Loofhuttenfeest, Grote
Verzoendag. Leven is alleen mogelijk op de adem van het jaar, op het ritme van liturgie. Het
is geen wonder dat in een cultuur die jaren maakt, waarin ondernemerschap centraal staat,
veel mensen door de tijd worden overspoeld. Druk druk druk. Tijd zonder sabbat. Dat is niet
goed voor lichaam en ziel. Jezus zei dat ook al: Want wat baat het een mens, als hij de hele
wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt ( Matteüs 16: 26) ? De opklimmende reeks van
initiatieven - reizen, een jaar maken, handeldrijven en winst maken – kapt Jacobus bruusk af:
u weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet . Jacobus verwijt de kooplui niet zozeer
onrechtvaardig gedrag, als wel hun arrogantie en grootspraak. Lees vers 16: U slaat een
hoge toon aan en bent daar nog trots op ook. Dat soort trots is volkomen ongepast.
Jacobus’ cultuurkritiek is verrassend actueel. Velen van ons geloven ook dat ons leven en
samenleven maakbaar is. De economie staat in het teken van groei, winst maken. Winst die
voor een groot deel naar de aandeelhouders gaat en niet terugvloeit naar het bedrijf. Ook
ons persoonlijk leven, ons succes is maakbaar. Kijk naar ons glimmende profiel op
Instagram. Succes is een verdienste. De keerzijde is dat mislukking je eigen schuld is. Nu
begon het blinde geloof in groei en maakbaarheid al te tanen, maar deze crisis heeft ons
doen inzien: we weten niet hoe ons leven er morgen uit zal zien…
Moeten we dan stoppen met toekomstplannen maken? Natuurlijk niet. De Tsjechische
theoloog Tomás Halík schrijft over de toekomst: ‘ We zien haar niet, we kennen haar niet, we
hebben de regie er niet over. Toch zijn we er existentieel afhankelijk van - zonder toekomst
zijn betekent eigenlijk: er niet meer zijn, dood zijn. Onbewust houden we daar tenminste altijd rekening mee en we verwijzen er voortdurend naar met onze hoop en onze vrees, met onze verlangens, plannen en zorgen, met onze passie of angst. De hoop is gericht op de
toekomst’. Plannen maken hoort bij het leven: morgen dit, volgende week 1 dat. Na de zomer een nieuwe opleiding. Komend jaar op zoek naar een andere baan. En een kind is ook
welkom. Als we dat niet kunnen, voelen we ons hopeloos. Dat hebben we gemerkt in de
afgelopen tijd, toen onze plannen in duigen vielen. Nadenken over onze toekomst hoort bij
het leven. Maar het gevoel van maakbaarheid, dat we alles in de hand hebben, daar zit wel
een grens aan. Velen dromen ervan dat het leven na corona anders zal zijn: minder druk,
meer ruimte voor elkaar, voor verbondenheid, minder gevlieg en gedraaf, een groener en
bewuster leven. Ik moet het nog zien, ik hoop het. Ik hoop dat we van deze tijd leren dat we
allemaal leven onder het voorbehoud van Jacobus: als de Heer wil en wij leven, doen wij dit
of dat…
Dat voorbehoud betekent voor mij niet: de mens wikt, God beschikt. Het voorbehoud
herinnert mij eraan dat het leven ons wordt gegeven krachtens een belofte, dat we een jaar
niet maken maar beleven als ons door God gegeven tijd. Tijd om plannen te maken en te
werken, tijd om los te laten en te rusten.
De zomer is aangebroken. Ik gun u rust om stil te staan bij alles wat ons de laatste maanden
is overkomen, om het verdriet te verwerken. Ik gun u ruimte om het leven te vieren met wie u lief zijn. En ik gun u het plezier van nieuwe plannen maken, onder het voorbehoud van
Jacobus.




 
terug