Loslaten Loslaten
Loslaten
Terwijl ik deze woorden schrijf schijnt de zon door het open raam en voelt mijn huid de warmte van haar stralen. De zomer loopt ten einde, al voelt dat vandaag nog niet zo. Het moment dat wij de zomer moeten loslaten is nabij. Wij zullen die moeten loslaten, en verder trekken door de seizoenen heen, zolang het ons gegeven is. We trekken verder, soms in weemoed om wat voorbij is gegaan, soms in hoop en verwachting op wat misschien komt.
                Het gaan der seizoenen is een goede metafoor voor het levenspad dat ieder van ons loopt. Het ontluiken van het leven in de vroege lente, de groei in de kracht van het licht en de warmte, die dan elke dag toenemen. De bloei van het volle leven in de zomer. De rijping en oogst in de herfst, wanneer het licht afneemt en vocht en kou doordringt in alles om ons heen, en soms ook in onszelf. Dan volgt de winter met haar versterving en uitwissing van al wat gebloeid en niet gebloeid heeft.
Ons leven volgt deze gang der seizoenen. Het gemeenschappelijke daarin is dat wij steeds weer moeten loslaten. Loslaten wat en wie geweest is. Loslaten wie of wat we geweest zijn. Loslaten wat vertrouwd was en zeker. Loslaten wat niet mocht verloren gaan. Loslaten van wie of wat uit ons leven verdwijnt, door groei of ontwikkeling, of door ziekte en dood. Loslaten elke dag opnieuw, ongemerkt, of juist confronterend. Er is geen zekerheid dat iets van ons unieke zijn bewaard blijft. Van onze geboorte tot aan onze dood ontwikkelen wij ons in wie wij zijn. Wie wij zijn krijgt steeds gestalte in de omgang met elkaar en vindt daar herkenning. Vaak ervaren we dat als goed, omdat het leven groei laat zien, en toename van zijn. Die groei en verandering maakt de mens die ik was zoveel anders dan die van 20 of 40 jaar geleden, dan de mens die ik morgen zijn zal. Gelukkig maar, zeggen we dan tegen elkaar, want anders zou ons leven stil staan en is er geen groei mogelijk. Dat is beslist waar, maar het is de glimmende kant van de medaille. Doordat wij moeten loslaten en veranderen door de tijd heen worden wij wie we vandaag zijn. De andere kant in ons krijgt soms oog voor de prijs van onze groei naar wie wij vandaag zijn. Wij verliezen elke dag een beetje, en op kwade dagen heel veel, van dat wat ons gisteren maakte tot wie wij waren.
In het lied “Het dorp” van Wim Sonneveld wordt het heel treffend verwoord:

Langs het tuinpad van mijn vader
Zag ik de hoge bomen staan
Ik was een kind en wist niet beter
Dan dat het nooit voorbij zou gaan

Wij zijn geen kind meer en onze tragiek is dat wij het nu weten. De dingen gaan voorbij. Nee, wìj gaan voorbij. Wij moeten loslaten en worden losgelaten elke dag, soms veel, soms weinig maar altijd doorgaand. Het blijvende is niet in ons en met ons verbonden. Op een mooie dag in de zon kan je daar als mens best mee leven. Op de dag van storm en vuur kan dit weten ons beklemmen. Waar vindt onze ziel, die met onze stof tevoorschijn is geroepen, grond? Grond om in het vervliegen van ons zijn en het verdwijnen in de tijd geborgen te zijn tegen vergetelheid en tegen de dagen der duisternis?
De vraag stellen is gemakkelijk, maar een antwoord vinden niet. Zolang er mensen zijn is er al geprobeerd om antwoord te vinden op onze tijdelijkheid, op ons eeuwig los moeten laten. Veel religies, ook de onze, leveren belijdenissen en dogma’s waarin die antwoorden worden gegeven. Nog steeds vertroosten mensen zich in deze antwoorden en beelden die geschetst worden. Maar voor vele gelovigen zijn dat ook lege antwoorden geworden. Er is geen antwoord, er zijn slechts verhalen. Die verhalen vertellen aan elkaar, en in die verhalen zoeken naar onze plek, naar onze rol op deze dag in de tijd, dat is wat we kunnen doen. Samen de verhalen delen en een plek geven in ons denken en doen. Verhalen vertellen, tegen de stomheid van de feiten in. Zingend, luisterend, niet-wetend omgaan met wat ons deel is. Hopend dat de verhalen ons zullen dragen, ook als het oog niet ziet.
Arie Ravensbergen

 
terug