zondag 23 oktober 2022 om 10:00 uur

Morgendienst
Voorganger(s): ds. J. Maasland uit Den Haag



Welkom en mededelingen

Intochtslied: Psalm 89: 1 en 3
1          Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied
            des Heren milde gunst, het werk aan ons geschied.
            Mijn mond verkondigt, HEER, aan komende geslachten
            hoe Gij uw trouw betoont aan hen die U verwachten.
            Uw goedertierenheid rijst op en gaat zich welven,
            een altijd veilig huis, vast als de hemel zelve.

3          Uw macht bezingen, HEER, de engelen in koor.
            Het loflied van uw trouw weerklinkt de hemel door.
            Geen enkel schepsel, HEER, hoe hoog in ’t licht gezeten,
            hoe bovenaards in glans, kan met uw macht zich meten.
            Ja Gij zijt zo geducht, dat al de hemelingen
            in eerbied en ontzag uw grote troon omringen.

Stil gebed

Bemoediging en Groet

Samenzang: Lied 913: 1 en 4

Inleiding tot de dienst (‘uit het leven van Elisa, de profeet’)

Drempelgebed

Samenzang: Lied 283
1          In de veelheid van geluiden
            in het stormen van de tijd,
            zoeken wij het zachte suizen
            van het woord, dat ons verblijdt.

2          En van overal gekomen,
            drinkend uit de ene bron,
            bidden wij om nieuwe dromen,
            richten wij ons naar de zon.

3          Want wij mensen op de aarde
            raken van het duister moe.
            Als uw hart ons niet bewaarde
            sliepen wij ten dode toe.

4          Laat uw dauw van vrede dalen
            in de voren van de tijd.
            Vat ons samen in de stralen
            van uw goedertierenheid.

5          Die ons naam voor naam wilt noemen,
            al uw liefde ons besteedt,
            zingend zullen wij U roemen
            en dit huis zingt met ons mee!

Aandacht voor de kinderen

Samenzang Kinderlied: Lied 935
1          Je hoeft niet bang te zijn, al gaat de storm te keer.
            Leg maar gewoon je hand in die van onze Heer.

2          Je hoeft niet bang te zijn, als oorlog komt of pijn.
            De Heer zal als een muur rondom je leven zijn.

3          Je hoeft niet bang te zijn, al gaan de lichten uit.
            God is er en Hij blijft, als jij je ogen sluit.

Gebed om ontferming

Samenzang: Lied 304
1          Zing van de Vader die in den beginne
            de mensen schiep, de dieren en de dingen:
            hemel en aarde wil zijn naam bezingen:
            houd Hem in ere!

2          Zing van de Zoon, het licht voor onze ogen,
            bron van geluk voor wie Hem wil geloven:
            luister naar Hem het woord van alzo hoge:
            houd Hem in ere!

3          Zing van de Geest, de adem van het leven,
            duurzame kracht die mensen wordt gegeven.
            Waar wij ook gaan, wij hebben niets te vrezen:
            houd Hem in ere!

Gebed om verlichting met de Heilige Geest

Schriftlezing: 2 Koningen 4, 8 - 37 (door lector)
8Op zekere dag kwam Elisa door Sunem. Daar woonde een voorname vrouw die hem dringend uitnodigde om te komen eten. Van toen af aan ging hij elke keer als hij langs Sunem kwam bij haar eten. 9De vrouw zei tegen haar man: ‘Die godsman die telkens bij ons op bezoek komt, is beslist heilig. 10Laten we op het dak van ons huis een kamer voor hem maken en daar een bed, een tafel, een stoel en een lamp neerzetten, dan kan hij zich daar terugtrekken als hij bij ons komt.’
11Toen Elisa op een dag weer door Sunem kwam, onderbrak hij zijn reis en ging rusten in het voor hem ingerichte vertrek. 12Hij vroeg zijn knecht Gechazi de gastvrouw te roepen. Toen de vrouw op Gechazi’s verzoek naar boven was gekomen 13zei Elisa tegen Gechazi: ‘Vraag haar wat we voor haar kunnen doen in ruil voor alle moeite die zij zich voor ons getroost heeft. Kunnen we voor haar bij de koning pleiten, of bij de bevelhebber van het leger?’ Maar de vrouw antwoordde: ‘Ik leef te midden van mijn eigen volk.’ 14Weer vroeg Elisa: ‘Kan ik echt niets voor haar doen?’ en Gechazi antwoordde: ‘Jawel, ze heeft geen zoon, en haar man is al oud.’ 15Toen zei Elisa: ‘Roep haar binnen.’ Gechazi riep haar, de vrouw kwam in de deuropening staan 16en Elisa zei tegen haar: ‘Vandaag over een jaar zult u een zoon in uw armen houden.’ ‘Nee, waarde godsman,’ antwoordde ze, ‘spiegel uw dienares toch niets voor.’ 17Maar de vrouw werd zwanger en precies een jaar later baarde ze een zoon, zoals Elisa had voorzegd.
18Het kind groeide op. Op zekere dag, toen hij was gaan kijken bij zijn vader, die met de maaiers op het land was, 19riep hij plotseling uit: ‘Mijn hoofd! Mijn hoofd!’ De vader beval een knecht de jongen naar zijn moeder te brengen. 20De knecht nam hem op en droeg hem naar zijn moeder. Zij hield hem op haar schoot, maar tegen het middaguur stierf hij. 21Toen ging ze naar boven, legde de jongen op het bed van de godsman en sloot de deur van het vertrek. Daarna ging ze naar buiten 22en riep tegen haar man: ‘Stuur me een van de knechten met een ezelin! Ik wil zo snel mogelijk naar de godsman, maar ik kom direct weer terug.’ 23‘Waarom zou je naar de godsman gaan?’ vroeg hij. ‘Het is toch geen nieuwemaan vandaag, en ook geen sabbat?’ ‘Maak je geen zorgen,’ zei ze. 24Ze zadelde de ezelin en zei tegen de knecht: ‘Drijf de ezelin zonder ophouden aan, tot ik zeg dat je halt kunt houden.’
25Zo ging ze op weg naar Elisa, die op de Karmel verbleef. Toen de godsman haar zag aankomen, zei hij tegen zijn knecht Gechazi: ‘Kijk, daar heb je de vrouw uit Sunem. 26Ga haar vlug tegemoet en vraag hoe het met haar gaat, en met haar man en haar zoon.’ De vrouw antwoordde dat het goed ging, 27maar toen ze bij de godsman op de berg aankwam, greep ze zijn voeten vast. Gechazi liep op haar toe om haar weg te jagen, maar de godsman zei: ‘Laat haar maar, ze is getroffen door bitter verdriet. En ik wist daar niets van, de HEER heeft het voor mij verborgen gehouden.’ 28Toen zei de vrouw: ‘Heb ik u soms om een zoon gevraagd? Heb ik niet gezegd dat u geen valse hoop moest wekken?’ 29Hierop zei Elisa tegen Gechazi: ‘Neem mijn staf en ga er zo snel mogelijk naartoe. Als je iemand tegenkomt, groet hem dan niet. Als iemand jou groet, zeg dan niets terug. Je moet mijn staf op de jongen leggen.’ 30Maar de moeder van de jongen zei: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, ik ga niet zonder u.’ Toen stond Elisa op en ging met haar mee.
31Gechazi was hun vooruitgegaan en had de staf op de jongen gelegd, maar die had geen teken van leven gegeven. Hij keerde terug en vertelde Elisa dat de jongen niet wakker was geworden. 32Toen Elisa zelf bij het huis aankwam, zag hij de jongen dood op zijn eigen bed liggen. 33Hij ging de kamer binnen en sloot de deur achter zich. Toen bad hij tot de HEER. 34Daarna liep hij naar het bed toe en ging boven op het kind liggen, met zijn mond op zijn mond, zijn ogen op zijn ogen en zijn handpalmen op zijn handpalmen. Zo bleef hij over het kind uitgestrekt liggen tot het lichaam weer warm werd. 35Toen kwam hij overeind, liep door de kamer heen en weer, en strekte zich nogmaals over het kind uit. Uiteindelijk niesde de jongen wel zeven keer, en opende zijn ogen. 36‘Roep de moeder,’ riep Elisa tegen Gechazi. Gechazi waarschuwde haar, en toen ze boven kwam zei Elisa: ‘U kunt uw zoon meenemen.’ 37De vrouw kwam de kamer binnen, viel aan Elisa’s voeten neer en boog diep voorover. Toen nam ze haar zoon op en ging de kamer uit.

Samenzang: Lied 221
1          Zo vriendelijk en veilig als het licht,
            zo als een mantel om mij heengeslagen,
            zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht
            ik roep zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen,
            dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.
            Wil mij behoeden en op handen dragen.

2          Want waar ben ik, als Gij niet wijd en zijd
            waakt over mij en over al mijn gangen.
            Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid
            om, als ik val, mij telkens op te vangen.
            Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt.
            Ik moet in lief en leed naar U verlangen.

3          Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
            dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
            Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,
            wil alle liefde aan uw mens besteden.
            Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft —
            Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

Verkondiging

Samenzang: Lied 755
1          Toch overwint eens de genade,
            en maakt een einde aan de nacht.
            Dan onderwerpt de Heer het kwade,
            dan is de strijd des doods volbracht.
            De wereld treedt in ’s Vaders licht,
            verheerlijkt voor zijn aangezicht.

2          O welk een vreugde zal het wezen,
            als Hem elk volk is toegedaan;
            uit aarde–en hemel opgerezen
            vangt dan het nieuwe loflied aan.
            Als ieder voor de Heer zich buigt
            en aller stem Gods lof getuigt.

Gedenken van een overleden gemeentelid

Dankgebed en voorbeden, stil gebed en ‘Onze Vader’

Mededelingen, aansluitend de gemeente de gelegenheid geven hun gaven te regelen.

Slotlied: Lied 634
1          U zij de glorie, opgestane Heer,
            U zij de victorie, U zij alle eer!
            Alle mens'lijk lijden hebt Gij ondergaan
            om ons te bevrijden tot een nieuw bestaan:
            U zij de glorie, opgestane Heer,
            U zij de victorie, U zij alle eer!

2          Licht moge stralen in de duisternis,
            nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.
            Geef ons dan te leven in het nieuwe licht,
            wil het woord ons geven dat hier vrede sticht:
            U zij de glorie, opgestane Heer,
            U zij de victorie, U zij alle eer!

Wegzending en Zegen, beantwoord met 3 x Amen

Uitleidend orgelspel

 

terug