Religie
Religie
In de geschiedenis van Nederland speelt religie van oudsher een belangrijke rol. In de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd Nederland een zelfstandige republiek. In dat proces speelde de Reformatie een belangrijke rol. Al vroeg werd in de Republiek gekozen voor vrijheid van godsdienst, in een wereld waarin op ketterijen vaak de doodstraf stond. Daardoor werd de jonge republiek een toevluchtsoord voor immigranten uit omliggende landen. Zo ontstond onze Gouden Eeuw, als een bloeiperiode van met name de schilderkunst. Pas na de Franse tijd werd Nederland een koninkrijk. In 1816 werd als protestants kerkgenootschap de Nederlandse Hervormde Kerk gevormd. Verschillen in geloofsopvattingen leidden in de 19e eeuw tot kerkscheuringen, waarbij weer nieuwe kerken werden gevormd, vaak met de titel ‘gereformeerd’ in de naam. Twee van de afgescheiden groepen verenigden zich in 1892 onder de naam Gereformeerde Kerken in Nederland. Na een langdurig proces van toenadering werd in 2004 de Protestantse Kerk in Nederland gevormd, waarin de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken samen werden gevoegd tot één landelijk kerkgenootschap PKN. Een belangrijk kenmerk van de PKN ia dat er ruimte is voor verschillen, en dat niet geëist wordt dat ieder gemeentelid hetzelfde geluid laat horen bij geloofsvragen. Juist het gesprek tussen leden met verschillende geloofsopvattingen kan leerzaam en boeiend zijn. We hoeven niet bang te zijn om wijn in elkaars water te doen, om een variatie te kiezen van een bekende wijze van spreken. Tot de jaren ’60 van de 20e eeuw was nog een ruime meerderheid van de Nederlanders lid van een kerk. Vaak was dat de kerk waarvan ook de ouders lid waren. Die keuze was natuurlijk niet toevallig. Dat was de groep waarbinnen de jonge leden waren opgevoed, waarmee men vertrouwd was, en waarbij men zich thuis voelde. Dat was belangrijker dan de heersende geloofsopvatting. Maar nieuwe generaties groeiden op in een veranderende wereld, met een ruimere keuze aan opleidingen en beroepen. Ook buiten de kerk is er een wereld om te ontdekken. Daar komt bij dat bijbelteksten voor velen hun geloofwaardigheid verliezen als daarbij een letterlijke interpretatie wordt gehanteerd. Dat leidde regelmatig tot een heilloze spanning tussen geloof en wetenschap. Ons beeld van het heelal als eindeloze ruimte en de aarde als kwetsbare planeet is heel anders dan de beschrijving van hemel en aarde in de Psalmen. Voor veel mensen werd het steeds minder vanzelfsprekend om betrokken te zijn bij een kerk, vooral wanneer daar geen ruimte is voor vernieuwing. Religie verliest haar centrale positie in de samenleving. Dat proces wordt in kerkelijke kring aangeduid met de term secularisatie. Voor mij is de kerk als geloofsgemeenschap waardevol. Het is één van de weinige overgebleven maatschappelijke verbanden die dwars door sociale lagen en beroepen heen gaat. De gemeenschap kan troost bieden, en daarbij een uitweg uit de eenzaamheid. We kunnen in de kerk leren naar elkaar om te zien, zonder winstoogmerk. Daarbij kan niemand gemist worden. Wat ik zoek in de gemeenschap van de kerk is een ideaal van de samenleving, waar verschillen in levensvisie welkom zijn. Mensen zijn van elkaar afhankelijk. De kerk houdt het besef levend dat de mens niet het hoogste gezag is in de wereld. We zijn allen bedoeld. Daarom zijn alle mensen gelijkwaardig, en kan geen mens in wezenlijke zin ondergeschikt zijn aan een ander. Het leven is ons geschonken. Het is daarom niet ons eigendom. We zijn er voor elkaar. Levensbeschouwing is bezig zijn met de grote levensvragen. Wat is het doel van ons bestaan? Gaat het vooral om onze persoonlijke ontwikkeling? Maar waar leidt die toe, in het licht van de eindigheid van ons bestaan? Hoe moeten we samenleven? Deze vragen hebben geen definitieve antwoorden, zolang we leven. Daarmee is het leven een permanente zoektocht naar zin, als een pelgrimage. De reis is daarbij belangrijker dan de bestemming. Het eerste artikel van alle geloofsbelijdenissen brengt God ter sprake. Het leed in de wereld roept steeds weer de vraag op: waar is God, de Almachtige? Die vraag kent geen afdoend antwoord. Oude mensen zien soms uit naar het levenseinde, terwijl jonge mensen omkomen door ziekte of ongeluk. Ieder mens kent wel eens het gevoel dat de dingen gebeuren alsof God niet bestaat. Misschien kunnen we zeggen: God bestaat in de harten van mensen. Gerard Nienhuis | ||
terug | ||