|
zondag 12 augustus 2018
om 10:00 uur
Morgendienst
Voorganger(s): ds. Th. Hop uit Hillegom
Liturgie:


Exodus 3:1-15 (vert. HOosterhuis en AvHeusden)
Mozes was herder van de schapen
van Jitro, zijn schoonvader, priester van Midjan.
Hij dreef de schapen tot achter de woestijn
en kwam bij de berg van God, de Horeb.
2 Een bode van JHWH liet zich aan hem zien
in een vuur oplaaiende midden uit de doornstruik.
Hij zag: daar, de doornstruik brandend, lichterlaaie,
maar de doornstruik werd niet verteerd.
3 Mozes sprak:
0, laat mij dichterbij komen, ik zal het zien dit groot gezicht-
waarom de doornstruik niet opbrandt.
4 JHWH zag dat hij dichterbij kwam om te zien.
Toen riep God, midden uit de doornstruik.
Hij sprak: Mozes, Mozes.
Hij sprak: Hier ben ik.
5 Hij sprak: Nader niet tot hier,
doe je sandalen van je voeten
want de plaats waarop jij staat
is heilige grond.
6 Hij sprak:
Ik ben de God van jouw vader, ik,
de God van Abraham, de God van Izaäk, de God van Jakob.
Mozes borg zijn aangezicht,
hij vreesde naar God te kijken.
7 JHWH sprak:
Gezien heb ik, gezien de vernedering
van mijn volk dat in Egypte is,
en gehoord heb ik hun luid schreeuwen voor hun drijvers
en ik weet hun lijden.
8 Afgedaald ben ik
om te redden mijn volk uit de hand van Egypte.
Ik zal het opwaarts voeren uit dit land naar een goed wijd land,
naar een land dat overvloeit van melk en honing,
naar de plaats van Kanaäniet, Chittiet,
Amoriet. Perizziet, Chiwwiet, Jebusiet.
9 Nu, hier is het luid schreeuwen van de kinderen van Israël
tot mij gekomen
en ook heb ik de pijn gezien, hoe die van Egypte hen kwellen.
10 Ga dan nu,
ik stuur jou naar Farao,
leid mijn volk, de kinderen van Israël, uit Egypte weg.
II Mozes sprak tot God:
Wie ben ik dat ik naar Farao ga,
dat ik de kinderen van Israël uit Egypte weg zal leiden?
12 Hij sprak:
Omdat ik zal zijn met jou.
En dit is het teken voor jou
dat ik je gestuurd heb, ik:
als jij het volk hebt uitgeleid uit Egypte,
zult gij God dienen bij deze berg.
13 Mozes sprak tot God:
Dan kom ik bij de kinderen van Israël, ik,
en dan zeg ik tegen hen:
'De God van jullie vaderen heeft mij naar jullie toe gestuurd' -
dan zeggen ze tegen me:
'Hoe is zijn naam?' -
wat zeg ik hun dan?
14 God sprak tot Mozes:
Ik zal er zijn zoals ik ben.
Hij sprak:
Dit moet je zeggen tot de kinderen van Israël:
"Tk zal er zijn" heeft mij naar jullie toe gestuurd.'
15 En nogmaals sprak God tot Mozes:
Dit moet je zeggen tot de kinderen van Israël:
'JHWH, de God van jullie vaderen,
de God van Abraham, de God van Izaäk, de God van Jakob
heeft mij gestuurd.'
Dit is mijn naam voor altijd,
zo zal ik jullie gedenken van geslacht op geslacht.

|