Winnen of verliezen. Winnen of verliezen.
Winnen of verliezen
Sportprestaties worden geleverd in de vorm van een officiële wedstrijd. Wie loopt het hardst? Wie scoort het hoogst? Die is de winnaar, en krijgt de prijs. Maar in onze cultuur worden ook voor tal van andere inspanningen prijzen toegekend, waarbij niet eenvoudig door een waarneming of een meting kan worden vastgesteld wie de beste is. Dan is er een jury nodig. Een literatuurprijs voor het mooiste boek. Een mooie carrièrestart voor de winnaar van een talentenjacht, liefst na een wedstrijd op tv. Voor de juryleden is dat ook een mooie gelegenheid om nog bekender te worden. De status van Bekende Nederlander alleen al is veel waard. Als aan jongeren gevraagd wordt wat hun grootste wens is komen twee antwoorden opmerkelijk vaak voor. Het ene antwoord luidt: ik wil beroemd worden. Het andere (voor een deel daaraan gelijk) is: ik wil de beste zijn.

Maar die nadruk op winnen in onze cultuur heeft een keerzijde. Er kan er maar één de beste zijn. In een cultuur van winnaars vormen de verliezers de meerderheid. Dat roept gevoelens van frustratie op. Mensen met een bijzonder talent halen niet alleen de prijzen weg. Ze verdienen vaak ook meer, en in toenemende mate zelfs veel meer. Soms wordt dat als vanzelfsprekend beschouwd. Niet lang geleden hoorde ik een tv-presentator zijn hoge salaris verdedigen met als argument: ik heb nu eenmaal een bijzonder talent. Maar is dat argument wel zo overtuigend? Dat talent zelf is al een voorrecht. Dat is je gegeven. Het vergroot je mogelijkheden in het leven. Een bijzonder talent geeft je juist bijzondere verantwoordelijkheid om dat op een verstandige manier in te zetten in de samenleving.

Het verlangen om beroemd te worden is van alle tijden, al hebben de moderne massamedia de mogelijkheden daarvoor sterk vergroot. Ook de leerlingen van Jezus kenden dat verlangen. In het evangelie volgens Matteüs zien we daarvan een leerzaam voorbeeld. In de hoofdstukken 13-20 vertelt Matteüs hoe Jezus met zijn leerlingen spreekt over het komende koninkrijk van de hemel, en over wat het betekent daarnaar te leven. Als de leerlingen Jezus vragen wie de grootste is in dat koninkrijk toont hij hun een kind, met de woorden: Als je niet wordt als een kind zul je het koninkrijk van de hemel niet binnen gaan (18:3). Een kind beschouwt zichzelf als klein. Ik denk niet dat dat betekent dat je klein van jezelf moet denken, en al helemaal niet dat je moet geloven als een kind. De kunst is eerder om minder aan jezelf te denken, en jezelf minder belangrijk te vinden dan we van nature doen. Als een kind beroemd wil worden, en de beste wil zijn, dan houdt ze op kind te zijn.

In hoofdstuk 20 blijkt dat die les van Jezus nog niet echt is doorgedrongen. Nadat Jezus onderweg naar Jeruzalem verteld heeft dat hij daar ter dood veroordeeld zal worden, wordt hij aangesproken door de moeder van de zonen van Zebedeüs, die haar zonen bij zich heeft. (Het is opmerkelijk dat de naam van de moeder niet wordt vermeld. In de bijbel blijven vrouwen wel vaker naamloos.) De zonen zijn de leerlingen Johannes en Jacobus, die samen met Petrus de vertrouwelingen van Jezus zijn. Hun moeder vraagt aan Jezus om haar zonen hoge plaatsen te geven in het koninkrijk. Ze willen winnaars zijn in de strijd om de macht, en hun moeder ziet als elke moeder de bijzondere kwaliteiten van haar kinderen. Jezus antwoordt met de woorden: Jullie weten niet wat je vraagt. (20:22). De andere leerlingen reageren woedend op de twee broers. Blijkbaar hebben ze allemaal dezelfde ambitie, en zien ze de ander als concurrent in het streven naar macht. Dan is de winst van de een verlies voor de ander. Precies zo zit onze wereld vaak in elkaar.

Wie macht wil zal het in het koninkrijk van de hemel niet naar zijn zin hebben. Wie belangrijk wil zijn zal bedrogen uitkomen. In het koninkrijk is diegene het grootste die het meeste anderen ten dienste staat. Als we die les leren, dan komt het koninkrijk van de hemel echt dichterbij. Als we die les niet leren, dan bidden we tevergeefs: Laat uw koninkrijk komen.      
                                                                                        Gerard Nienhuis
 
terug