De kerk is in Nederland op z’n retour De kerk is in Nederland op z’n retour
De kerk is in Nederland op z’n retour.
We kunnen er niet omheen.  We horen het, we lezen het en we zien het. Het is niet van vandaag of gisteren. Zo’n twintig  jaar geleden zag ik samen met wat collega’s een vrachtwagen vol met kerkbanken rijden. Wat lacherig kwam de opmerking: ”kerkbanken, is daar nog handel in?” Ook toen al. Niet meer van deze tijd.
In Hebreeën 10 : 25 is te lezen dat toen, aan het eind van de eerste eeuw na Christus, ook al mensen wegbleven van de samenkomsten. Deze mensen moesten worden aangespoord volgens de briefschrijver. De latere geschiedenis kennende zou je zelfs kunnen concluderen dat er al heel lang sprake is van een golfbeweging. We mogen hopen dat we ons nu aan het eind van zo’n neergaande golfbeweging bevinden. Er zijn tekenen dat het zo is: De groeiende zoektocht naar zingeving. En de belangstelling vanuit de wetenschap hiervoor. We staan voor een grote uitdaging. En we krijgen het tij ook mee. Wat wil je nog meer.
 
Het tij keert. Maar hoe maken we er gebruik van?
Binnen de kerken zijn er landelijk gezien veel leerzame initiatieven. Met de bedoeling om meer mensen bij de kerkdiensten te betrekken.  Ook onze twee plaatselijke PKN kerken zijn daarin heel creatief. Bijvoorbeeld de deelname aan het landelijke Sirkelslag voor de jeugd en de medewerking van jonge ouders aan de diensten. Een ontwikkeling waar we blij mee zijn.
Maar toch zijn er vragen: In hoeverre moeten we geëntertaind worden? Hoe lang blijft het hangen? De kernvraag is hoe het zit met onze intrinsieke motivatie?  De dingen waar we enthousiast van worden. Waarvoor we willen gaan! Worden we belemmerd door ons zoeken naar zingeving; als verklaring van ons geloof. Of zoeken we een antwoord op de vraag in hoeverre onze kerk wel past bij ons geloof of andersom? Geloof is immers iets persoonlijks. We kennen de geloofsbelijdenis die we zo af en toe tijdens een dienst gezamenlijk uitspreken. Hoe mooi en compleet deze ook is, ons eigen geloof blijft in wezen iets persoonlijks. Vaak net even anders dan die van de buren.
 
Aan de slag
In Hebreeën 11 : 1 lezen we: “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.” En in vers 3: “Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet zichtbare”.
Even verderop in hoofdstuk 11  vinden we een hele reeks opsommingen van geloofsgetuigenissen uit het oude testament. Voor die tijd waren dat vaak wonderen. Voor ons, met wat we nu dank zij de wetenschap weten, zijn er een aantal  misschien verklaarbaar, andere zijn des te wonderlijk.  Soms zo onwerkelijk dat we tot de conclusie komen dat wij, als leken, er niets mee kunnen. Dat zal te maken hebben met de context van de tijd waarin ze zich afspeelden, doorverteld en opgetekend zijn.
 Iets dergelijks geldt voor onze geloofsgeschriften en regels die hun oorsprong hebben in de zestiende en zeventiende eeuw. Zo zouden de Dordtse Leerregels mede geformuleerd zijn met de bedoeling de Remonstranten buiten te sluiten. Dit zouden wij, denk ik (?), nu niet meer doen.
Wij leven in een tijd waar alles snel gaat. Een omgeving waarin het geloof zich per definitie moeilijk staande houdt. Maar het is wel de kern van onze motivatie, van ons enthousiasme. We hebben een relatie met die oude geschriften en moeten het vooral hebben van de verhalen uit de Bijbel.
Van belang is dat we er mee bezig blijven. Persoonlijk, maar ook in gesprek met elkaar. Het werkwoord “geloven” past ons beter dan het statische begrip “geloof”. Laten we elkaar daarin bemoedigen. Daar begint de grote uitdaging.

Adrie Both
 
terug