Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloei
Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloei
Ik wil jullie een verhaal vertellen van vier vosjes. Ze zijn goede vrienden en doen alles samen. En nu hebben ze een plan, want ze halen het liefst kattenkwaad uit. En hun grote hobby is graven. Maar dan moet je het liefst wel iets leuks hebben waar je gaat graven. En toen kwam één van de vrienden met het voorstel om te gaan graven bij de muur van de wijngaard. Want een andere grote hobby die ze hebben is fruit eten. Ze smullen van appels, bessen en aardbeien. Liefst het hele jaar door. En nu is het eind september, de tijd van de druivenoogst. En wat is er nu lekkerder dan druiven snoepen? Dus je begrijpt, ze zijn het snel eens en gaan op weg naar de muur van de wijngaard. Bij de muur aangekomen zien ze dat die heel lang is en dik, dat wordt veel werk om er onderdoor te graven. Ze lopen langs de muur om een goede plek te vinden, een plek waar het liefst al een kuil in de grond zit. Drie vossenvrienden zijn het er over eens, dit is de plek! Hier gaan we graven. Maar het vierde vosje is het er niet mee eens. Hij heeft even verderop een andere plek gezien waar een steen half onder de grond ligt voor de muur en als je die eruit graaft dan heb je meteen al een gat onder de muur. De andere drie zeggen: Dat gaat nooit lukken, daar gaan we niet aan beginnen. Nou, dan niet, zegt het vosje tegen zijn vrienden en steekt eigenwijs zijn neus in de lucht, dan doe ik het wel alleen. En dat gebeurt. Drie vossen beginnen te graven bij de kuil en één begint de steen uit te graven die half onder de muur zit. Lekker eigenwijs. Met overgave zijn de vier vosjes aan het graven, totdat ineens een kreet klinkt. Het werkt, hij is los. Kijk eens wat een gat er nu onder de muur zit! De andere drie vossen komen aangerend en bewonderen het grote gat dat hun vriend heeft gemaakt. Wauw, wat goed zeg! En dat omdat jij lekker eigenwijs durfde te zijn. Samen graven ze verder aan het gat onder de muur. En doordat de steen weg is gaat het nu heel snel. Al gauw zien ze licht aan het eind van de tunnel. We zijn er bijna! Na nog een half uurtje hard werken, steekt er een eigenwijze vossensnuit onder de muur door. Twee oplettende kraaloogjes bekijken de wijngaard. Dan is het snoetje weer verdwenen en wordt er verslag uitgebracht bij de andere vosjes. Er zijn een paar mensen aan het werk, maar helemaal in de andere hoek. En er loopt een deftige meneer rond met zijn handen op de rug. Die moeten we in de gaten houden want die loopt op te letten. Die anderen zijn alleen maar aan het plukken. En het ruikt verrukkelijk naar rijpe druiven jongens. Dat wordt smullen! Achter elkaar sluipen ze de wijngaard in op zoek naar druiven die op de grond zijn gevallen. Als ze allemaal door het gat gekropen zijn en elk een kant op geslopen om zich te verstoppen horen ze achter zich een luid gerommel. De stenen van de muur zijn in hun tunnel gevallen. Nu kunnen ze niet meer terug. O nee, wat nu? Luide stemmen dichtbij. De deftige meneer komt kijken wat er aan de hand is met de muur van zijn wijngaard. Ingestort. Alarm. Dat kan gevaarlijk zijn. Straks komen er wilde dieren de wijngaard in om de rijpe druiven op te eten. Dit moet meteen verholpen worden. De vosjes trillen van schrik. Ze zitten in de val, nu kunnen ze niet meer terug. Als ze maar niet gezien worden, want dan zijn ze hun leven niet zeker. O, wat was dit een dom plan. Wie heeft dit bedacht? Heel stil blijven ze zitten en nog stiller proberen ze een kuil te graven tussen de wijnranken om zich beter te kunnen verstoppen. Als ze maar niet ontdekt worden. Maar gelukkig is iedereen druk met druiven plukken of met de kapotte muur. Voorlopig zijn ze veilig. Maar dan komt er een nieuwe groep mannen de wijngaard binnen en die lopen met manden door de wijngaard, op zoek naar een geschikte plek om te beginnen met plukken. De vosjes denken helemaal niet meer aan druiven eten, maar alleen aan ontsnappen. Ze sluipen voorzichtig verder op zoek naar een betere schuilplaats. Tot nu toe gaat het goed. Er zijn nog plekken genoeg waar geen mensen rondlopen en ze hier of daar een druifje kunnen meepikken, maar op de één of andere manier smaakt het hen niet zo. Na een poosje komt er weer een groep mannen binnenlopen. Ze krijgen allemaal een grote oogstmand mee en kunnen een plekje zoeken om te plukken. De vosjes voelen zich steeds meer in het nauw gedreven. Een aantal uren later komt er weer een groep mannen binnen die met manden op zoek gaan naar een plek om te plukken. De vosjes kruipen nog verder weg. Er is nog één plekje in de wijngaard waar niemand aan het werk is, daar zijn ze voorlopig veilig. Het gat in de muur is bijna weer opgevuld met nieuwe stenen. De wijngaard is weer veilig voor de mensen, maar niet voor de vosjes. De enige hoop die ze hebben is dat het donker wordt. Dan zullen die mannen toch wel stoppen met werken? Maar tot hun stomme verbazing komen er nog meer mannen de wijngaard binnen lopen. Ze zijn erg luidruchtig en zien er niet uit. Ze zijn uitgelaten blij dat ze eindelijk mogen werken, maar wie goed naar ze kijkt, die had ze nooit aangenomen. Het is een zootje ongeregeld bij elkaar. Er loopt één op krukken, hoe kan die nu een mand vasthouden en druiven plukken. Dan valt hij toch om? En die daar, die heeft oude, vieze kleren aan. Het lijkt wel een zwerver. En moet je die daar zien, heeft die niet nog een handboei om? Ontsnapt uit de gevangenis misschien? En die dan, die heeft een grote tulband om, dat is toch niet van hier, wat moet die man hier? Met zo’n gek ding op je hoofd kun je toch niet werken? Logisch dat die nog steeds geen werk hebben, wie wil dit soort mensen in de buurt hebben. Daar gaat je reputatie, en je spullen raak je vast ook kwijt. Het zijn vast allemaal dronkaards en dieven. Dat kun je zo wel zien. Maar de heer van de wijngaard heeft deze groep bijzondere mensen zien staan en vraagt hen om in zijn wijngaard te werken. Dat willen ze graag! Eindelijk is er iemand die hen nodig heeft en nu kunnen ze geld verdienen voor hun onderhoud. Het zal niet veel zijn, maar in ieder geval iets. Als je er goed over nadenkt dan is die heer van de wijngaard een bijzondere man. Wie gaat nu een uur voor het einde van de werkdag nog nieuwe mensen aannemen? Dan ben je wel lekker eigenwijs, als je dat doet. Vol verbazing zien de vosjes het gebeuren. Maar dan gebeurt het onvermijdelijke, nu de wijngaard zo vol is met mensen, worden ze ontdekt. ‘Vossen in de wijngaard wordt er geroepen. Vang de vossen! Laat ze niet ontsnappen.’ En met gejuich rennen de mannen die net binnen gekomen zijn achter de vosjes aan om ze te vangen. De vosjes rennen voor hun leven, maar ze kunnen geen kant uit en steeds meer handen grijpen in het rond. Ze worden gepakt. Maar dan klinkt met gezag de stem van de deftige meneer: ‘Laat de vosjes vrij, buiten de wijngaard.’ Even later staan de vosjes met kloppend hart uit te hijgen buiten de wijngaard. Dat scheelde weinig! Ze kijken elkaar aan en schrikken, 1, 2, 3, er mist nog een vossenvriendje. Waar is die gebleven? Het is natuurlijk: samen uit, samen thuis. Dus dat betekent wachten op nummer 4. Ze verstoppen zich in de buurt van de uitgang van de wijngaard. Al snel valt de schemer in. Dan komt er een groep hele blije mannen de wijngaard uitlopen, het zijn de mannen die het laatst binnen gekomen zijn en hen hebben gevangen. Ze zijn opgetogen, want ze hebben onverwacht veel verdiend. Wauw, eindelijk kunnen ze thuiskomen en genoeg eten kopen. Wat is deze heer een bijzondere man! Zo vrijgevig. Ze huppelen en dansen. Zo dankbaar en blij zijn ze. Even daarna komt er nog een groep mannen naar buiten en daarna nog een groep en ook zij zijn blij en tevreden, want ze hebben meer loon gekregen dan ze hadden verwacht of verdiend. Eén man roept: ‘ik zou die baas van de wijngaard wel kunnen zoenen! Ik hou van die man!’ De vosjes kijken met grote ogen naar die gekke mannen die allemaal huppelen, dansen, elkaar op de schouder slaan en in juichstemming richting de stad lopen. Ze speuren de grond af of er misschien stiekem ook een vos tussen al die huppelende voeten mee naar buiten komt. Maar nee. Niets. Ze moeten blijven wachten. Het wordt stil bij de wijngaard. Het opgewaaide stof daalt neer, nu al die dansende voeten weg zijn. De vosjes kijken elkaar aan. De poort staat nog open, misschien kunnen we gaan kijken of we onze vriend zien. En dan horen ze boze stemmen, steeds luider. Een groep mannen komt heftig gebarend door de poort naar buiten. Ze zijn duidelijk boos. De heer van de wijngaard loopt met hen mee, verrassend rustig tussen al die boze kerels met gebalde vuisten. De vosjes zijn benieuwd waar dit over gaat? Ze spitsen hun oortjes om te horen wat de boze mannen zeggen. ‘Die laatsten hebben maar één uur gewerkt en zijn eigenlijk alleen maar bezig geweest met het vangen van die stomme vossen. En dan krijgen ze net zoveel betaald als wij! Dat is niet eerlijk. Wij hebben de hele dag gewerkt, 12 uren zwaar werk, terwijl het hartstikke heet was. En dan krijgen wij ook maar gewoon betaald voor één werkdag.’ De heer van de wijngaard blijft heel rustig en zegt tegen de man die het hoogste woord voert: ‘Vriend, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je krijgt toch precies wat we vanmorgen hadden afgesproken? Neem je geld en ga naar huis. Ik wilde die laatste mannen hetzelfde geven als aan jou. Dat mag toch? Het is toch mijn geld. Ik mag toch weten wat ik daarmee doe? Of ben je jaloers op die andere mannen, omdat ik goed ben? In Gods nieuwe wereld gaan we zo met elkaar om. Want de Here God denkt niet aan zijn eigen gemak of voordeel. Hij zal niet stoppen met mensen zoeken en uitnodigen tot aan het allerlaatste moment. Hij heeft niet zijn eigen belang op het oog, maar Hij ziet wat mensen nodig hebben en Hij wil het beste voor iedereen en gunt iedereen een plekje in zijn nieuwe wereld. Dat noemen we ook wel genade. Ben je dan niet blij voor die mannen die aan hun familie kunnen zeggen dat ze vanavond genoeg te eten zullen hebben?’ De groep mannen die de hele dag gewerkt hebben staan elkaar aan te kijken. Sommigen laten hun boze vuisten zakken, maar anderen blijven boos. De vosjes hebben vol verbazing staan kijken naar al die mannen en vol bewondering kijken ze naar de heer van de wijngaard. Hij is echt goed. En dat was hij ook voor hen. Ineens duikt er nog een snuit op. Vosje nummer vier is terecht. Gelukkig de vriendengroep is weer compleet. ‘Hoe kom jij hier zo opeens?’ ‘O, ze hadden het zo druk met ruziemaken, dat ik lekker eigenwijs gewoon door de poort naar buiten ben gelopen. Niemand die het zag. Jullie ook niet. Die baas van de wijngaard is wel heel bijzonder zeg, die durft pas echt lekker eigenwijs te zijn. Maar dan wel eigenwijs op een goede manier, op de allerbeste manier. Zo zou het moeten zijn in de wereld.’ Ineens vallen ze stil. De heer van de wijngaard zegt nog iets. Het gaat over hen. Ze horen dat hij het heeft over vosjes. Hun hartjes roffelen. Zouden ze dan toch nog gepakt worden? ‘Pas op voor de vosjes, de kleine vosjes, die gaten graven en de muur van de wijngaard beschadigen en tussen de wortels van de wijnstokken graven. Zij maken alles kapot wat goed en mooi is en ons doet samenwerken. En weet je hoe die vosjes heten: jaloers, niet eerlijk, roddel, ik ben belangrijker dan jij, ik wil het zelf verdienen, jij hoort er niet bij, ergernis en mopperen. Die vosjes moet je vangen en zorgen dat ze niet in je wijngaard komen. Wees maar lekker eigenwijs en zeg goede dingen, zoals: jij mag eerst, ik ben tevreden, ik ben blij voor jou, we doen het samen, iedereen hoort erbij, genade is voor iedereen. Dat is lekker eigenwijs!’ Pastor Rixt Koekkoek-de Boer | ||
terug | ||