Staat op, gij mensen groot en klein Staat op, gij mensen groot en klein
Een gedicht van Erasmus Alber (+/- 1500 – 1553)

Staat op, gij mensen groot en klein,
de morgenster toont reeds zijn schijn,
heraut, die ons de zege meldt:
De oude vijand is geveld.

Wees welkom, schone ster! De Heer
van ’t licht is nu niet verre meer:
Hij, die de vorst der duisternis
versloeg, die onze Heiland is.

Bij deze ster, o mensen, leer
herkennen Christus onze Heer;
Maria’s zoon, die bij ons hoort
en die ons voor-licht met zijn woord.

O woord van God, gij morgenster,
wij zouden dwalen her en der
en in het diepste donker zijn,
schonk gij ons niet uw held’re schijn.

Wees welkom, zon, o lieve dag,
waartegen ’t duister niets vermag,
schijn met uw helder hemels licht
in ’t hart dat voor u open ligt.

O Jezus Christus, op U wacht
de wereld heel de lange nacht;
toef langer niet, maar breng ons bij
uw Vader thuis, zo bidden wij.

Gij zijt de zon, wie naar uw licht
zijn leven wendt, zijn schreden richt,
die is een kind der zaligheid
die God de mensen heeft bereid.

Wij danken U, wij loven U
op deze aarde, hier en nu
en tot in alle eeuwigheid,
omdat Gij zo barmhartig zijt.
 
terug