De leegte blijft De leegte blijft
De leegte blijft
De zomer loopt op zijn laatste benen, misschien nog een paar mooie dagen in september en oktober maar onvermijdelijk is  daar het verval van licht en warmte ingezet en wacht ons  regen, kou en donkere dagen. We zijn weer in september de maand waarin veel van onze dagelijks bezigheden hun aanvang hernemen. We mogen (moeten) weer naar school, we mogen (moeten) weer naar ons werk. We vangen onze normale dagelijks leven  weer aan. We mogen (moeten) weer zorgen. Er wordt weer op ons gerekend. We zijn niet allemaal weg geweest maar voor ons allen was er wel de warmte van de zon en de intensiteit van het licht in de zomer die het lijf goed doen en nieuwe krachten geeft.
 
Uitgerust, opgeladen, hernieuwd, gerecreëerd, vol nieuwe krachten pakken we de draad weer op van ons leven van alle dag  in Valkenburg. Nu gaan we het anders doen, nu gaan we er voor zorgen dat we niet opbranden , nu doen we het zo dat we zelf de regie in handen hebben en niet meer geleefd worden. Na enkele dagen merken we echter dat onze accu sneller leeg is dan we hoopten of verwachtten. Dat er niets is veranderd, zelfs wij zelf niet. Dat we weer in de tredmolen van ons dagelijks bestaan ons rondje lopen. Dat we veel moeten geven en weinig energie opdoen in ons dagelijks bestaan. We slijten aan elkaar en de dingen van ons leven.
 
Gelukkig staan de aanbiedingen voor de wintervakantie al overal te lezen en kunnen we misschien een weekendje boeken dit najaar om er weer even uit te zijn. Een mooi vooruitzicht houdt ons gaande!!  maar zal onze rusteloosheid niet wegnemen. Het brengt ons steeds weer terug in  onze versierde leegte. Hoe ontkomt onze ziel, onze existentie aan de eenzaamheid van haar bestaan, waar vindt zij het pad dat haar bevrijdt van haar rusteloosheid. Niet de arbeid, niet de vakantie, niet de vrienden, niet de familie, niet onze hobby’s,  niet onze welvaart, niet onze religie, is bij machte onze leegte te vullen. Mens zijn is een eenzame onderneming die ondanks al onze versiering hunkert naar zin en geborgenheid in tijd en eeuwigheid. Mens zijn is lijden aan de vergankelijkheid, van alles en iedereen inclusief ons eigen lijf.
Het is zondagmorgen, ik ga  deze morgen naar de kerk,  zonder verwachting met de zon in mijn gezicht fiets ik door mijn wereld naar een plek van samenkomst onder het “Woord”.
 
 Als ik de kerk binnen ga klinkt de openingspsalm 139 met deze woorden:
Mijn stem en ziel sluiten zich aan en zingen  mee.
Heer die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mij-zelf ooit ken
 Kent Gij mij, Gij weet waar ik ga,
Gij volgt mij waar ik zit of sta,
Wat mij ten diepste houdt bewogen ,
’t ligt alles open voor u ogen
 
We zingen nog twee coupletten  die eindigen met de woorden; Niets blijft er voor uw oog verborgen. Ja Gij omringt mij met uw zorgen.
 
Zou dat werkelijk waar zijn? Wie is die Gij die mij beter kent dan ik mijzelf ken.  Zou er voor mij gezorgd worden? Zou er een zijn die mijn leegte kent en mijn rusteloosheid om de zin der dingen elke dag opnieuw te zien? En om mijzelf en mijn wereld niet te verliezen in de schijnbare zinloosheid van het alledaagse leven. De dienst gaat voort en mijn gedachten en gevoelens worden meegenomen. Het “Woord” klinkt deze morgen uit Genesis 1.  De verkondiging verheft zich uit dat “Woord” Onze zang vult de ruimte. We zingen spreken en bidden rond iets dat hier zo vanzelfsprekend lijkt maar straks ook zomaar weer weg is. Zou dit uur het houden tot de dag van morgen, zou dit uur het houden in de week die komt. Wat de ziel hier tastend voelt is zo broos dat ze daar nauwelijks op durft te hopen. Getroost maar onzeker over de houdbaarheid van wat hier verkondigd werd zingen we ons laatste lied van dit gezegend uur
 gezang LB 823: 4
Door een geheimenis omsloten,
Door alle dingen uitgestoten,
Gaat hij op alle dingen in.
Alleen uw woord geeft aan zijn falen,
Zijn rusteloos zoeken en verdwalen
Een onuitsprekelijke zin.
Als het laatste woord wegsterft weet ik even: zo is het.
 
Arie Ravensbergen
 
terug